Waarom graaddagen?

Als je je gasverbruik over een bepaalde periode vergelijkt met dezelfde periode een jaar eerder, kun je eigenlijk geen conclusies trekken over of je besparend of verkwistend bezig bent geweest. Misschien vroor het in februari van het ene jaar wel dat het kraakte, terwijl het jaar daarop de lente al in aantocht was… Kortom, weersinvloeden geven een vertekenend beeld van de cijfers. Door te rekenen met graaddagen bij de vergelijking van het aardgasverbruik kun je de invloed van de wisselende buitentemperatuur minimaliseren.

Het KNMI heeft in Nederland 33 weerstations die de etmaalgemiddelde buitentemperatuur meten. UMeter gebruikt deze metingen om het aantal graaddagen voor iedere dag en voor al deze 33 locaties te berekenen. Door deze cijfers te combineren met de meterstanden die de gebruiker invoert kan UMeter voor iedere dag redelijk nauwkeurig het gasverbruik inschatten.

Alle graaddagen van één jaar bij elkaar opgeteld geven een goede indicatie over of het een zwaar of een licht stookseizoen is geweest. In Nederland hebben we ongeveer 2800 ‘gewogen graaddagen’ per jaar.

Definitie graaddag

Het uitgangspunt is dat je in een etmaal waarin de gemiddelde buitentemperatuur hoger is dan de gemiddelde binnentemperatuur geen gas verbruikt. Ligt de buitentemperatuur echter lager, dan ga je stoken en moeten er graaddagen geteld worden. Meestal wordt in de graaddagenberekening 18 °C genomen als waarde voor de gemiddelde binnentemperatuur.

De etmaalgemiddelde buitentemperatuur van een koudere dag wordt afgetrokken van de etmaalgemiddelde binnentemperatuur van 18 graden. Als het op een dag buiten gemiddeld 10 graden was, reken je als volgt: 18 – 10 = 8 graaddagen. Was de gemiddelde buitentemperatuur over 24 uur hoger dan 18 graden, dan kom je altijd uit op 0 graaddagen.

Gewogen graaddagen

Behalve de buitentemperatuur, zijn er per jaargetijde nog meer weersomstandigheden van invloed op de thermostaat. Denk bijvoorbeeld aan de warmte van zonnestralen op het huis. Om de invloed van die wisselingen op de berekeningen te minimaliseren, worden de graaddagen vermenigvuldigd met een seizoensafhankelijke weegfactor. Dit noemen we gewogen graaddagen.

Rekenvoorbeeld

UMeter berekent hoeveel procent gas er meer of minder is gebruikt over 2 verschillende jaren. Stel, in 2006 verbruik je 1800 kubieke meter gas en waren er 2718 gewogen graaddagen. Na het nemen van energiebesparende maatregelen verbruik je in 2007 1100 kubieke meter gas en waren er 2565 gewogen graaddagen. Zoals aan het aantal graaddagen te zien is, was 2006 met 2718 gewogen graaddagen kouder dan 2007 met maar 2565 gewogen graaddagen.

In 2006 was het gasverbruik per gewogen graaddag: 1800 ÷ 2718 = 0,66 m3/graaddag.

In 2007 was dit: 1100 ÷ 2565 = 0,43 m3/graaddag.

Het gasverbruik per gewogen graaddag is in 2007 aanzienlijk lager dan in 2006. Gecorrigeerd voor weersinvloeden, is er door de energiebesparende maatregelen 35% minder energie gebruikt. Immers, 0,43 m3/graaddag komt overeen met 65% van 0,66 m3/graaddag, dus 35% (= 100 – 65) minder verbruik.

Indien je geen rekening zou houden met de weersinvloeden dan zou je uitkomen op een besparing van 39%. Immers, 1100 m3 komt overeen met 61% van 1800 m3, dus 39% minder. Deze rekenwijze geeft een te hoog besparingspercentage. Dit komt door het zachtere weer in 2007 ten opzichte van 2006.

Binnentemperatuur en stookgrens

Voor diegenen die de thermostaat een paar graadjes hoger of lager zetten, is het mogelijk om een afwijkende waarde in te stellen voor de etmaalgemiddelde binnentemperatuur. Probeer een goede inschatting te maken op basis van de binnentemperatuur ‘s nachts en overdag gedurende een etmaal in het stookseizoen.

Ook is het mogelijk om de zogenaamde stookgrens in te stellen. Doordat gebouwen warmte opnemen en later weer afgeven, zal de verwarming in het voor- en najaar niet direct aangaan ondanks dat de etmaalgemiddelde buitentemperatuur lager is dan de etmaalgemiddelde binnentemperatuur. Door de stookgrens bijvoorbeeld in te stellen op 15,5 °C worden graaddagen alleen meegeteld indien de etmaalgemiddelde buitentemperatuur lager is dan deze grenswaarde. Een lagere waarde voor de stookgrens leidt tot een verhoging van het aantal m3 gas per graaddag in het voor- en najaar.

Met behulp van deze parameters kan het rekenmodel beter worden afgestemd op jouw persoonlijke situatie. De invloed is echter beperkt en je kan er dan ook voor kiezen om beide op de standaardwaarde van 18 °C te laten staan.